De autosloop in Nederland is een serieuze bedrijfstak geworden. Er werken vele honderden tot duizenden mensen en er gaat veel geld in om. Dat moet niet worden onderschat. Ook zijn de bedrijven professioneel en gaan de bedrijven, in tegenstelling tot voorheen, beter om met de milieuvoorschriften. Niet altijd even van harte, omdat het strenge regels zijn die vanaf hogere hand zijn opgelegd (lees: Brussel).
Qua milieu zijn er veel verbeteringen te constateren. Vroeger werd veel getolereerd en was er weinig controle. Dat is heden ten dage wel anders. Er zijn controles en dan niet één controle per jaar, maar een tiental tot wel een vijftiental controles per jaar als het grotere sloperijen behelst. Reken er dus maar op dat een sloperij zich maar beter aan de regels kan houden. Als dat niet gebeurt kan de sloperij haar deuren wel sluiten, want de boetes zijn niet mis.
Als je nog nooit bij een autosloperij bent geweest zul je je verbazen over het aantal auto’s. Je vindt ze in duizenden opgestapeld en in vele rijen achter elkaar en naast elkaar. Tientallen, honderden tot soms wel duizenden autowrakken, wachtend op de smeltoven. Overigens wordt het schroot dat overblijft meestal verkocht aan schroothandelaren uit de buurt. Als het om goed ijzer gaat kan de autosloperij en nog een leuk bedrag voor krijgen. Dat kan ook nog wel in de honderden euro’s lopen. Al met al is de sloopwereld geen slechte business. Of je er echt rijk mee zult worden is de vraag, maar de meeste sloperijen hebben voor een passie voor auto’s (slopen).